http://educatief.classy.be/

 

LESSEN IN GEUREN EN KLEUREN

Een boeiende les ontwerpen.  Thema met vele variaties.

P. Timmermans © 2008

 

1. Een andere manier van lesgeven beantwoordt altijd aan  een andere kijk op het lesgebeuren. 

Houden we het bij een faceliftje of willen we sleutelen aan onze onderwijsori‘ntatie?

Elke les is te situeren ergens tussen zuiver product- en procesgericht onderwijs.

 

 

                   PRODUCTGERICHT                                   PROCESGERICHT

lesgeven                                                           lesgeven  

           

 

1.

Zuiver productgericht:

- opgelegde doelen  of  eisen

- het rendement telt - geen verschillen  in kennis enz. toegestaan.

 

 

De leerkracht is baas over het leren van de leerlingen (wat en hoe).

Het systeem bepaalt het product.

 

 

2.

Productgericht met procesaccenten

met ruimte voor persoonlijke keuze van de leerling  mbt

- lesdoelen

- inhoud

- aanpak

 

Eindverantwoorde-lijkheid in handen van leerkracht / school

 

3.

Procesgericht met productperspectief:

 

De leerling heeft er zelf voor gekozen om een bepaalde opleiding te volgen met het oog op een bepaalde kwalificatie.

 

Product in functie van  algemene vorming of maatschappelijke integratie.

 

 

4.

Zuiver procesgericht:

alles gericht op de ONTWIKKELING

 

De leerling is baas over eigen leren:

hij kiest en bepaalt ontwikkelingsdoelen Heeft geen diploma voor ogen.  Niet gehinderd door systeemeisen of opleidingscriteria

 

Training / Onderricht

 

Onderwijzen in functie van leren

Gericht op de vorming van de leerling

 

In functie van  (begeleide) zelfontwikkeling

 

 


2. Het Nieuwe Leren is in: zegen of  zorg?

 

Het Nieuwe Leren is een containerbegrip  dat centraal stelt:

 

- verschuiving van schoolse kennis naar toepassingsgerichte kennis en vaardigheden

(= competenties);

- wat de leerling is en kan: de leerstof of het handboek is ondergeschikt.

- leren in eigen beheer: de leerling leert autonoom als hij geen passief maar een actief lerend wezen is dat echt leert als de leersituatie of leertaak een authentiek karakter vertoont;

- de leerkracht is coach van de leerling die zijn eigen leer-lot in handen heeft: het leren leren is erg belangrijk;

- leerlinggestuurd leren: kennis wordt niet doorgegeven maar opgebouwd door de leerling zelf; co-leren is belangrijk (samenwerken en samenleren);

- leren vanuit je eigen ervaringswereld: welbevinden en betrokkenheid zijn belangrijk.

- de transferwaarde van de leerstof: de leerinhoud moet voldoende leertransfer waarborgen

(d.i. vakoverschrijdend, met realistische toepassingen in het dagelijks leven).

 

Discussie: Ze kennen niets meer.

 

Bedenkingen

 

Het Nieuwe Leren wordt voorgespiegeld als een toverformule. Het Nieuwe Leren is tot nu toe verkondigd als een geloofsovertuiging in plaats van het resultaat van onderzoek of  beproefde formule.

Men moet realist blijven. Nogal wat leerlingen kiezen liever de weg van de minste inspanning. Een leerling die er wil voor gaan, ziet voor zichzelf een duidelijk toekomstperspectief en wil wel eigen leerdoelen stellen.  Is inzet uit de mode?

Modelleerlingen zijn leerlingen die hun verantwoordelijkheid  niet uit de weg gaan en die spontaan en graag hun leertaak opnemen. Niet alle leerlingen (= voorlopig de minderheid) zijn de ideale leerlingen. Het gevaar van het Nieuwe Leren bestaat erin dat er een grotere kloof tussen arm en rijk in de klas groeit: niet alleen financieel. De impact van de eigen achtergrond (talent en afkomst) wordt terug groter. Wie kan leren met een geschoolde achterban, profiteert van zijn thuissituatie.

In Nederland was het de laatste jaren menens om het Nieuwe Leren veralgemeend door te voeren in heel het secundair onderwijs.  Op de werkvloer en in de pers is een massale tegenbeweging op gang gekomen van vakleerkrachten en verantwoordelijken die stielkennis / vakdeskundigheid sterk achteruit zien gaan door het loslaten van de klassikale instructie.

Als de leerkracht (met zijn vakkennis en pedagogisch-didactische sturing) niet meer de hoofdmotor is van het leren maar de leerlingen zichzelf en mekaar veel moeten leren, dan moet er veel geld, meer ruimte en tijd beschikbaar komen.

bv. met de klas naar buiten komen;  de leermiddelen (didactisch materiaal) aanpassen  aan de leefwereld van de leerlingen; de accomodatie van het  klaslokaal aanpakken om individueel werk en groepswerk veel soepeler te kunnen inrichten; opzoekmogelijkheden en gebruik van ICT-middelen in het eigen leslokaal mogelijk maken.

Het Nieuwe Leren steunt op een heterogene samenstelling van de klasgroep:  voor de zwakkeren is dat een betere zaak maar dit is niet zo voor de besten.

Effectief werken met verschillende niveaus in de klas  kost  de leerkracht ontzettend veel energie en inzet. Differentiatie is een mooie droom maar betekent in praktijk dat de leerkracht  minstens 3 leertaken uitdenkt (eigenlijk 3 lesvoorbereidingen voor ŽŽnzelfde lesuur).

Studiepakketten samenstellen voor zelfstandig werk vraagt een grote vertrouwdheid met de materie en is bijzonder werkintensief.

Het Nieuwe Leren vereist een totaal andere manier van evalueren: formatieve evaluatie en zelfevaluatie worden veel belangrijker dan de klassieke overhoringen en examens. Zelfevaluatie is niet alleen een kwestie van verstand (ik weet hoe ik presteer en waar het aan ligt) maar is ook een kwestie van karakter.

Over rendement  gesproken: de kwaliteit van het Belgisch onderwijs ligt hoog vergeleken met andere landen. Zou het niet verstandiger zijn om ons onderwijs te verbeteren (te optimaliseren) in plaats van op zijn kop te zetten?

Het Nieuwe leren is de ene zijde van de medaille (leren door zelf te ontdekken). De andere kant is  leren via instructies / concrete voorbeelden.


2. Principi‘le lesvariaties:

van leerkrachtgestuurd naar leerlinggestuurd leren in onze lessen

 

WAT IS

VOORWAARDEN

LEERKRACHTGESTUURD LEREN?

(ENE POOL)

De leerkracht bepaalt de doelen (de eisen), bakent  de leerinhoud precies af, bepaalt de manier van leren, de taken Žn de tijd die de leerlingen daaraan mogen besteden.

 

 

 

De eindmeet is voor alle leerlingen dezelfde.

De voorkennis en vertrekcompetenties zijn verondersteld aanwezig bij alle leerlingen. Als dat niet het geval is,  hebben de leerlingen pech of is het hun eigen schuld. Dan krijgen we afhakers en  zijn er motivatieproblemen.

 

GEDEELDE STURING?

(TUSSENIN)

 

De leerkracht zet op weg  en volgt de leerling van ver of nabij,  afhankelijk van de graad van taakzelfstandigheid.

De leerling wordt voor een probleem, vraag  of onderzoek geplaatst.

 

 

 

 

Sturend gedeelte in de aanzet.

Niet-sturend begeleiden / coachen en motiveren.

Niet overnemen en terug klassiek lesgeven als het niet snel genoeg is of als men ter plaatse trappelt.

Er moet voldoende tijd zijn om op een verschillende manieren te mogen omgaan met de leerinhoud.

 

 

LEERLINGGESTUURD LEREN?

(ZELFSTANDIG LEREN)

(ANDERE POOL)

 

De leerling kiest eigen doelen, leerinhouden en studietaken. Hij plant zelf en is beheerder van zijn eigen leertijd.  Hij gaat zijn keuze voorleggen en verantwoorden bij de leraar,  maar hij moet wel vooraf weten waar hij uitkomt. (uitgestippelde leerunit).

Kennis en competenties zijn flexibel.

De leertaak is authentiek, motiverend  en probleemstellend. Er moet iets kunnen ontdekt worden.

 

 

 

 

De  leerling neemt  zijn verantwoordelijkheid op.

De leerling moet voldoende eigenheid en ruimte (autonomie) hebben in de uitwerking of verwerking van het thema.

De eindmeet ligt ongelijk. De leerlingen hebben niet hetzelfde vertrekpunt of traject.

Een krachtige leeromgeving moet mogelijk zijn. (plaats, organisatie, ICT, extra middelen, documentatie).

De basiskennis moet al verworven zijn.

De leerlingen kunnen niet dezelfde eindtoets doen. Het moet haalbaar zijn voor iedereen. (basistoets)

In de beoordeling speelt de leerling een actieve rol. Hij moet eigen leren (aanpak) en eigen prestaties inschatten.

Niet zinvol als er nog essenti‘le leerstof moet gegeven worden.

Niet zinvol als de tijd te kort is.

 

4. Hoe ontwerp ik een krachtige leeromgeving? Hoe breng ik kleur in mijn les?

 

Hoe beginnen we eraan zonder alles op de helling te zetten?

Begin niet met lessen, leseenheden of werkbladen waarop je heel veel fier bent (je vindt dat het best zo behouden blijft).

Sleutel aan saaie lessen of onderwerpen die niet in de smaak vielen.

 

Methodische tips om de bestaande lesinhoud een verrassende invalshoek te geven: bv.

 

* sprankelblad aanleggen om een saaie leseenheid  om te buigen  naar iets aantrekkelijk.

 

* vreemde associaties opwekken:

bv. woordenboek openslaan, het eerste woord bovenaan links nemen en je best doen om het te verbinden met een leerstofdeeltje dat je morgen geeft. In de vastzettingsfase van de les leg je de leerlingen voor: heeft het woord uit het woordenboek (bv. ÒtrampolineÓ)  te maken met deze les?  waarom wel? waarom niet?

Variant: beeld bv. willekeurige poster: is er een verband met de gegeven les?

 

* mindmap  op bord (of op een groot papier) in plaats van  een bordsynthese voor te bereiden die normaal van boven naar beneden  wordt aangevuld.  Welke activiteiten zijn allemaal wenselijk? Welke vragen stellen we ons rond dit thema? (invalshoeken)

bv. zie voorbeeldblad over bedreigde diersoorten  (bijlage 1 en bijlage 2)

 

* de bevrijdende kunst van het weglaten: bv. op een blad  (kopie van de te studeren lesinhoud) twee alineaÕs of  twintig regels (zinnen) weglaten.

 

* in de huid kruipen van:

bv. Wat zouden Stan Van Samang (groep 1), Steven Defour (groep 2),  Rik Torfs (groep 3), een DJ (groep 4) of Wim Helsen (groep 5) bij deze leerstof (bij dit tekstfragment) zeggen of doen?

 

* een collega van een ander vak mag  in de marge van jouw werkblad (dat hij/zij niet kent) ergens een vraagteken plaatsen. Reageer daarop. Had je dat verwacht?

 

* kennisdetective: bij welke groep heb ik (= de leerkracht) een leugen over de inhoud verstopt?  Hier zijn de bronnen. Speur het op.

 

*  ...

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Attractieve leermiddelen

 

bv. video: leerlingen lezen eerst een deel van de lesinhoud (biologie, aardrijkskunde, geschiedenis, communicatie, PAV ...)  en krijgen  nadien  een verhelderend videofragment. De leerkracht houdt dus zijn mond. De informatie zit in de tekst en in de beelden.

Achteraf volgt een leergesprek  met de ganse klas (zie verder). Wat hebben we juist gezien?

 

bv.  iTunes / iPod: een iPod-leerling gaat (thuis) op zoek naar een favoriet Nederlandstalig nummer via iTunes. Dan start de groepstaak per drie: twee leerlingen (B en C) die naast, voor of achter de iPod-leerling (A) zitten beluisteren het eerste deeltje van de Nederlandstalige song op de iPod  van leerling A.  Leerling B schrijft een treffende zin uit de song op en C geeft er commentaar bij.  A mag reageren.

 

bv. een korte schrijfopdracht van minimaal 5 en maximaal 10 regels e-mailen naar de leerkracht die de e-mailtekstjes onverbeterd overhevelt naar ŽŽn tekstbestand in Word. Commentaar of verbetering volgt in de  eerstkomende les op transparant, met beamer (of gewoon overgenomen op bord).

 

bv. creatief ABC-schrift: bestaat uit bijvoorbeeld 20 bladen met bovenaan op elk blad een verschillende letter van het alfabet (minimaal 20 letters).  Het thema komt van de leerkracht (geeft kort instructie). Alle leerlingen brengen  bij ŽŽn van de letters een woord aan dat thuishoort  in dat thema. De opdracht van elke leerling is  op een zo creatief mogelijke wijze zijn blad (bv. met bovenaan letter D)  te vullen met een tekst, een artikeltje uit de krant, een illustratie, een schets, een tekening, een passende foto, een gedichtje ...

Wie geen raad weet, kan eventueel het thema intikken in Google: de leerling trekt zich zelf op gang. 

Diverse varianten zijn denkbaar: bv. elke leerling heeft een schriftje van 20 bladen ofwel circuleert ŽŽn schrift  door de klas.

 

bv. on-line discussieforum op  het elektronischÔschoolboardÕ openen over een onderwerp waarbij geen speciale voorkennis vereist is. Interageren noodzakelijk.

 

bv. tekst - award toekennen: leerlingen selecteren en bekronen een boeiend tekstfragment (awards). Elke leerling selecteert ŽŽn fragment in eenzelfde hoofdstuk of tekst. De leerlingen die het meest voor hetzelfde tekstfragment kozen, halen de award van het publiek binnen. Het aantal awards kan vari‘ren. Als er een computer en een beamer beschikbaar is in de klas  kan de bekroning klassikaal gebeuren (projectie van de teksten).

 

bv. e-stripverhaal van ŽŽn pagina  aanmaken met losstaande digitale fotoÕs, tekeningen en tekstjes via een computerprogramma (bv. ComicLife voor Mac).  Werk opdelen. Alle leerlingen kunnen  op een of andere wijze bijdragen tot het dramatiseren van  het stripverhaal. (cfr. Man bijt hond)

Diverse variaties zijn mogelijk:

- 1 leerling  of 1 groepje is verantwoordelijk voor ŽŽn beeldvenster;

Is er een beeldscanner beschikbaar, dan kunnen cartoons, beelden of tekeningen van leerlingen ingescand worden als jpgs.  Misschien bestaat de mogelijkheid om leerlingen te motiveren met een speciale vermelding op de schoolwebsite.

 

bv. als de ICT-infrastructuur beschikbaar is:   informatieve leertaak met educatieve / schoolgerichte websites.   Inspiratie vinden in    http://www.werkstuknetwerk.nl/

 

 

bv. gratis weblog als klastaak: http://nl.wordpress.com/ 

 

bv. interactieve determinatietabel  voor planten en bomen: http://www.koentimmers.be/faunaflora/

 

bv. gebruik maken van smartboard (interactief witbord):

AppleMark

Leerlingen grijpen naar de spijkertekens om hun eigen naam in spijkerschrift om te zetten.

Activerende werkvormen  (overzicht van variaties in didactische werkvormen bijlage 6)

 

 

Buurten

 

De leerkracht stelt een vraag en geeft denktijd. Leerkracht duidt willekeurig iemand aan om te antwoorden. Een leerling vertelt het antwoord niet rechtstreeks aan de leerkracht maar aan zijn buur die corrigeert of aanvult. Alle leerlingen zijn actief geweest en blijven bij de volgende vraag ook attent.

 

 

Duo of tandem

Een taak of oefening door twee leerlingen samen laten oplossen.  De ene helpt de andere.

Bij extreme leerverschillen: ŽŽn van de duoleerlingen speelt een beetje individuele leerkracht.

 

 

Brainstorm

 

1. De leerlingen mogen vrij reageren op een vraag, probleem of stelling en iemand schrijft de idee‘n op.  Geen kwestie van juist of fout.

2. Samen zoeken naar de beste idee of oplossing.

Grootte van de groep: ± 12. Grotere klasgroep: opsplitsen in deelgroepen.

 

 

Luciferdiscussie

 

Leerlingen mogen discussi‘ren maar moeten leren wachten en redeneren vooraleer te antwoorden.

Elke leerling krijgt drie lucifers of rietjes  en moeten goed nadenken vooraleer inbreng te leveren.  Want per interventie in de discussie moet ŽŽn lucifer (rietje, kaartje)  worden ingeleverd. Men moet dus zeer bedachtzaam tewerkgaan. Anders zijn bij sommige leerlingen de drie tussenkomsten direct opgebruikt.  Hulpvaardigheid: je buur met lucifer (rietje) bijstaan in het antwoord (in het oor fluisteren toegestaan).

Variant: lucifermethode om tijdens het gewone lesgeven inbreng te garanderen van alle leerlingen.

 

 

Deel - geheel

 

Een geheel bestaat uit onderdelen die op elkaar afgestemd zijn:

bv.  een lang document;

bv.  de werking van de menselijke organen of van het spijsverteringsstelsel. 

EŽn leerling  is verantwoordelijk voor het deel dat hem toegewezen wordt (bv. hart)  en alle groepsleden moeten onderling overleggen  om  bv. het geheel tot leven te wekken (uit te beelden zonder commentaar).

 

 

 

 

 

Stellingen ordenen

 

Elk groepje krijgt  10 stellingen  en moet deze stellingen ordenen volgens het belang van de stelling. 

Kies stellingen die voldoende discussie en onenigheid tussen de groepsleden teweegbrengen.

Men leert een standpunt verdedigen en bijstellen. 

Variant 1: je kan ook in plaats van zinnen cartoons laten rangschikken.

Variant 2: dat kan evengoed met vragen die leerlingen eerst via  brainstorm aanbrengen. Dan moeten de vragen nog gewikt en gewogen worden : Welke vraag komt eerst?  Welke vraag gaan we  allemaal samen proberen te beantwoorden? Welke vragen moeten we echt opzoeken?  Welke vragen gooien we eruit?  De belangrijkste vraag wordt  gekleurd of bovenaan het lijstje gezegd.  (zie  bijlagen 1 + 2 ÒBedreigde diersoortenÓ.)

 

 

Leergesprek

 

Een leergesprek gaat over leren leren. Dit kan een gesprek zijn tussen leerlingen maar ook tussen de leerkracht en ŽŽn leerling die zijn afgewerkte oefening of studietaak komt voorleggen. Bij een oefening bv. ÒMevrouw, ik zie het nietÓ.

De leerkracht vraagt hoe de leerling(en) ertoe gekomen is (zijn).

De leerling moet zelf op het spoor komen van de fouten en hij moet de kans krijgen om te ervaren hoe het maken van een plannetje, het raadplegen van de juiste kaart of tabel, hoe het grondig  bekijken van het materiaal een oplossing nabijbrengt.  Daarbij zal de leerkracht niet voorzeggen of voordoen, want de leerling moet zelf tot inzicht komen en kracht putten uit deze bespreking voor komende taken of opgaven. 

Het leergesprek wordt  nog gevarieerder wanneer er divergente oplossingswijzen of antwoorden in de groep gegooid worden. Bij afwisseling van vraagsoorten (open en gesloten) wordt het boeiend.

Valkuilen:

- de meeste leerlingen die zwak presteren, denken dat het een kwestie is van kunnen of niet kunnen

- de meeste leerkrachten geven uit ongeduld te snel zelf de oplossing of de route om de oplossing te vinden.

 

 

Groepsdiscussie

 

Groepsdiscussie is het bundelen van elkaars kennis, idee‘n en meningen om een echt probleem aan te pakken in groep. Het onderwerp moet zich lenen tot discussie. De leerkracht komt inhoudelijk niet tussenbeide.

 

1. Probleem stellen: waar knelt het schoentje?  Verkenning van het probleem.

2. Probleem afbakenen: wat bespreken we eerst?

3. Probleem analyseren:  ontstaan, oorzaken, gevolgen.

4. Brainstorm: in welke mogelijke richtingen zoeken we een oplossing?  (divergent)

5. Kritisch afwegen: de beste oplossing.

6. Besluit (of maatregelen) in overleg nemen.

 

Als de klasgroep te groot is voor een goede groepsdiscussie, kan je werken met een binnenkring (discussieleden)  en een buitenkring (waarnemers).

Discussievelden: 1. voor  2. tegen  3. ik weet het nog niet.   Elke leerling mag van veld verwisselen.

Opgelet: wanneer men nalaat voldoende achtergrondsinfo of elementaire basisgegevens te verstrekken, is groepsdiscussie weinig rendabel.

Is deze achtergrondkennis niet voorhanden, dan is een klasgesprek aangewezen waarin persoonlijke ervaringen het onderwerp van gesprek vormen. (bv. ivm agressie op straat)

 

 

Cošperatieve werkvorm: een variant Òspion en spinÓ

 

Groepen per vier: alle leerlingen van elk groepje krijgen van de leerkracht een nummertje (1,2,3,4).

Rollen: 1.  groepsleider  2. secretaris  3. verslaggever  4. deze rol wordt later pas ingevuld.

Om beurt mag elk groepslid in een brainstorm rond het opgelegd thema een woord (ervaring, idee, gevoel) aanbrengen.

Als de brainstorm ten einde loopt, laat de leerkracht toe om  nummer 4 van elke groep als spion te laten spieken bij de andere groepen.  Ondertussen blijven de groepen verder brainstormen.

Op een andere flap kan elke groep clusteren wat samenhoort.

Zeer geschikt bij de aanvang van een nieuw thema.

Als je de zaak meer gestructureerd wil aanpakken, kan de brainstorm per groepje  volgens een stappenplan (= op een kaartje) gebeuren.

 

 

Jigsawmethode

 

In de klasgroep worden 4 basisgroepen gevormd.  Elk groepslid krijgt een stuk van de kenniskoek (verdeling van het leermateriaal).

Alle groepsleden van alle basisgroepen  bereiden tegen de volgende les  hun deeltje voor.

De leerlingen bespreken in het nieuwe lesuur eerst binnen de expertgroep  hetzelfde stukje materiaal.  Op die manier ontstaat er expertise. Of men het goed begrepen heeft, zal blijken uit de reacties van de anderen in de expertisegroep.

Men gaat terug in de basisgroep zitten waar alle stukjes van het geheel uitgelegd worden aan elkaar.

De toets achteraf is individueel en is voor alle leerlingen dezelfde: iedereen moet alles kennen.

 

 

Leerspel

 

De leerlingen worden verdeeld in 4 groepen om de nieuwe leerinhoud te verwerken.  Elke groep is qua leerprestaties heterogeen samengesteld.

In elke groep gaat men elkaar vragen stellen en overhoren.

Uit elke groep wordt een leerling die de zaak het beste kent of beheerst naar voren geschoven om aan de wedstrijdtafel te gaan zitten.

Welke groep heeft gewonnen?  Hoeveel punten heeft de groep behaald?  De wedstrijdresultaten worden  bijgehouden in een tabel.

Door de samenstelling van de groepjes te veranderen  komen alle leerlingen wel eens in contact met andere leerlingen.

 

 

 

 

Probleemgestuurd leren

 

Deze werkvorm is een manier om zelfstandig kennis te laten verwerven. Probleemgestuurd leren beantwoordt aan alle kenmerken van een krachtige leeromgeving. Het leren verloopt zelfgestuurd, actief, constructief en samenwerkend. De taak is kort en duidelijk geformuleerd, doet beroep op  de voorkennis en de ervaringen van de leerlingen, is  interessant, actueel en heeft betrekking op de realiteit.

De leerlingen worden opgedeeld in groepjes van 6.

1. Klassikaal en onder leiding van de leerkracht: wat weten we al van het probleem? Wat niet?

2. Groepjes: wat willen we individueel zelfstandig uitklaren?  (individueel leerdoel bepalen).

3. Zelfstudieperiode (individuele leerfase).

4. Groepen: aan elkaar rapporteren wat de zelfstudie opleverde.

5. Synthese van de resultaten.

6. Individuele toets of synthesegesprek (alternatieve evaluatie).

 

De leerkracht  houdt de afspraken, de timing en de diepgang van de groepjes in het oog.  Hij mag enkel op vraag van een groep een inhoudelijke bijdrage leveren. Hij is begeleider en geeft dus klassikaal geen les. (Valkuil!)

Voorbeeld van probleem:

Een klasgenoot vertelt jou in het volste vertrouwen dat hij  thuis over een oefenpistool beschikt. 

Het probleem dat men voorlegt  moet levensecht zijn en is niet gebonden aan ŽŽn vak.  De leerlingen stellen vragen en gaan op zoek naar een antwoord op de eigen vragen.

Voorbeelden:

- Vertel hoe jij zou handelen als je de weg kwijtraakt op excursie.

- Geef je mening over het volgende probleem.

- Hier zijn de fotoÕs / afbeeldingen. bv. in welke streek zijn deze fotoÕs genomen? Over welke bouwstijl gaat het hier? (toepassingsprobleem)

- Welke begrippen uit de tekst versta je nog niet?  Onderstreep ze en vergelijk binnen de groep. (studieprobleem)

- Hier zijn de bronnen.  Voer de opdracht (=probleemsituatie) uit.

 

 

Simulatiespel

 

In een opgelegd stramien de activiteit spelen.

bv. een sollicitatiegesprek oefenen

bv. een verkoopstechniek toepassen

bv. welke beleggingsvorm is hier aangewezen?

 

 

Rollenspel

 

In een rollenspel leert de leerling zich in te leven in de rol en leert redeneren vanuit een ander standpunt. Het is niet de bedoeling om inhoud mee te geven! De nadruk valt op een affectieve doelstelling. bv. zijn mening vormen, inlevingsvermogen vergroten, creativiteit, flexibiliteit.

 

 

Verloop:

1. Rollen toelichten.  Attributen kunnen helpen.

2. Schets de situatie.

3. Leerkracht kan meespelen maar levert geen kritiek.

3. Bij de rolbespreking de rolnamen hanteren.

 

Als de leerlingen nog niet vertrouwd zijn met elkaar en liever de kat uit de boom kijken, kan men op dreef komen  met een simulatiespel. Dat is veiliger.

Om na te gaan wat leerlingen opsteken uit een rollenspel is een goed geleid leergesprek vruchtbaar.

 

 

Spelvormen:

 

Informatieve spelvormen:

Informatie en voorbeelden: http://www.spelinfo.be/   (Centrum voor Informatieve Spelen, Heverlee)

 

CD-ROMS

Gezelschapsspelen bv. ganzenbord: spelmatig integreren van het geleerde  (zie bijlage 4)

 

 

 

Casestudy

 

De leerkracht heeft zijn theorie gegeven en geillustreerd met voorbeelden.

Dan worden concrete gevallen, die heel realistisch zijn, voorgelegd.  Het geval (case)  is een  exemplarisch voorbeeld van een probleem dat een confrontatie met de werkelijkheid inhoudt.

Lesverloop:

1. Algemene en realistische schets door de leerkracht.

2. Individuele analyse: wat is jouw visie?  (bv. met persoonlijke mindmap)

3. Klassikaal: elk visie voorstellen aan elkaar (rapportering).

4. Bijkomende informatie opzoeken (indien nodig), om eigen visie bij te stellen.

5. Selectie uit de visies en eventuele verfijning van visies. De meerderheid moet zich daarin kunnen vinden.

 

De leerkracht moet de bespreking levendig houden door vragen te stellen, standpunten tegenover elkaar te zetten, te recapituleren, samen te vatten maar hij mag geen eigen inbreng opdringen.

Dit gesprek duurt een heel lesuur.  Maximaal 10 leden per groep.

 

 

Contractwerk

 

In een gesprek tussen leerkracht en leerling  komt een akkoord op papier tot stand over de doelen (opzet), de stappen, de te gebruiken bronnen en de evaluatie.

In een zelfstudiepakket is alles aangemaakt door de leerkracht en kan de zelfstudie aanvatten. In contractwerk is de aanmaaktijd haalbaar.

 

 

 

 

Beheersingsleren

 

1. Leerunit: de leerdoelen worden door de leerkracht geformuleerd voor twee lesuren.

2. Klassiek lesgeven. De kern van de leerstof wordt op een degelijke manier aangebracht zonder uitweidingen of extraÕs.

3. De beheersingstoets is een formatieve toets ter informatie (punten tellen niet mee): is het al goed genoeg?

4a. Wie de beheersing op zak heeft (beheersingsgraad is minimum 80 ˆ 85 %) mag naar de uitbreidingsgroep.

bv. kleine zelfstudiepakketten, contractwerk, vrijere keuze in en rond de leerunit.

4b. Diegene die het vereiste beheersingsniveau niet bereikt, vervoegt de herhalings- of remedi‘ringsgroep.

bv. dezelfde leerstof in een ander handboek herhalen, taken met bijkomende uitleg, steekkaarten met de begrippen waarop de leerunit steunt, moderne media, spelvorm,  individuele hulp, opnieuw of op een andere manier klassiek lesgeven, de inzichten via onderwijsleergesprek opbouwen, e-learning.

5. Men verlaat de herhalingsgroep als  men de norm van de beheersingstoets heeft gehaald.

 

 

Projectmethode

 

Communiceren, discussi‘ren, samenwerken, zelfstandig leren  rond een actueel maatschappelijk  onderwerp.  De volgende kenmerken van een project moeten bewaakt worden:

 

- sociaal bewogen thema

- roosterdoorbrekend / vakoverschrijdend gebeuren dat meerdere lestijden (bv. een week)  duurt

- projectthema zet aan tot actie (toetsing aan de werkelijkheid)

- met veel creativiteit.

 

 

 

 

Differentiatie:

 

doorschuifsysteem  ˆ la carte  (zie bijlage 3: volgkaart)

 

 

 


Creatieve taken (vb.  bijlage 5)

 

Bekeken vanuit de leerkracht is een les of taak creatief

als hij of zij op een ongewone, verrassende wijze de les realiseert (met een andere methode, een nieuwe instap, originele middelen, alternatieve organisatie, werkvorm, een aparte wending aan de lesgang).  (zie ook de creativiteitsbevorderende tips op p.4)

Het lesdoel kan natuurlijk ook gericht zijn op creativiteitsontwikkeling van de leerlingen!

 

Bekeken vanuit de leerling is een les of taak creatief

als de leerling voldoende ruimte ervaart en benut om zich op een originele manier te kunnen uiten  d.w.z. op een ongebruikelijke wijze constructief is, speelt met idee‘n, op een ongewone manier tot de oplossing komt, enz..

De leerkracht zorgt dus voor een creativiteitsbevorderende leertaak.

Bij creativiteit staat het antwoord of het resultaat op voorhand niet vast. 

Een kruiswoordraadsel, een opgave met prentjes, gek zwaaien met de armen  of een kwis die creatief in elkaar gestoken is door de leerkracht,  zijn  - bekeken vanuit de leerling -  niet creatief, hopelijk plezant en actief. (EŽn juist resultaat: convergent denken en/of handelen).

Een creatief moment of een creatieve taak laat altijd vrijheid en ruimte voor mŽŽr dan ŽŽn juist antwoord of handeling.

(= divergent denken en/of handelen).

 

Expressie kan veel vormen of gedaanten aannemen (verbaal, grafisch, dans, beweging, muziek, beeldend, technologisch, audiovisueel, multimediaal) maar expressie is pas creatief als de leerling in zijn expressie iets nieuw doet ontstaan of toevoegt.

Het nieuwe kan verscholen liggen in het resultaat maar ook in de weg daarnaar.

Expressie zonder creativiteit kan dicht aanleunen bij ÒnadoenÓ op een  persoonlijke manier. Creatief is altijd expressief; niet elke expressie is creatief.

Als de leerling de oplossing van het probleem uit voorkennis / ervaring opdiept, is hij niet creatief bezig, ook al doet de taak of vraag beroep op creativiteit. Niet alle creatieve taken waarborgen automatisch creativiteit.

Soms komt de leerling op een persoonlijke, ongebruikelijke, verrassende manier  uit de hoek om tot  de uitvoering van de creatieve taak te komen. Dan is de weg naar de oplossing divergent (meerdere wegen leiden naar Rome).  Alleen als je dat in je lesdoel nastreeft (het creatief vinden van een manier of oplossingswijze)  is hier (op termijn) sprake van een creatieve houding.

Soms kan de leerling zijn toevlucht nemen tot een nog nooit eerder geleerde techniek, werkwijze, medium of situatie. Dan is deze leerling  productief bezig: het vindproces of het resultaat is  creatief. Soms kan een idee creatief zijn en toch compleet onuitvoerbaar.  Niet de toepasbaarheid maar het nieuw-zijn van de weg, de oplossing enz. kenmerkt creatief zijn in het onderwijs. 

Soms kan de oplossing creatief zijn, maar  moreel onaanvaardbaar. (De leider van mensensmokkelaars  en bv. terroristen moeten bijzonder inventief zijn).  

Niet alles wat creatief is, betaamt om uitgevoerd te worden in realiteit.

Een creatieve gedachte of handeling is in elk geval nooit behoudsgezind. Een creatieve persoon is niet  bezeten van  succes, haalbaarheid of economische belangen, althans niet op de eerste plaats. Anders wordt de druk om iets verkoopbaar af te leveren (lees: geld) te groot. Een creatieve persoon denkt en handelt onafhankelijk.

 

 

 

Wat komt een creatief persoon op zijn creatieve weg tegen? (het verloop van creatief zijn)

 

IMPULS Eerst is er een impuls nodig, een motief om creatief te zijn (1).

PROBLEEM Dan een probleem dat  op de gebruikelijke wijze niet kan opgelost worden (2).

ZOEKEN Vervolgens zoekt de persoon  op intu•tieve, spontane, gedurfde wijze naar een manier om zijn creatief idee gestalte te geven (3).

VINDEN  Je kan ertoe komen in een flits, maar meestal komt het creatieve na een incubatietijd die langer duurt dan een lesuur (4). 

DOEN De laatste fase is de vondst tot leven wekken, realiseren (5).

CONTROLE  Eindigen met het beoordelen van het creatie: vindt de creatieve persoon het zelf waardevol en nieuw?  (In het onderwijs kan de norm niet zijn dat leerlingen een creatief product vinden of bedenken dat ook voor de samenleving nieuw is.

 

 

GEWOONTJES / TRADITIONEEL

FRIS / ALTERNATIEF

 


BIJLAGE  1: exemplarisch voorbeeld van krachtige leeractiviteiten  rond ŽŽn lesthema

 

 

 

bedreigde beroepen verkennen

 

 

actie voor bedreigde diersoort

 

 

bedreigde leerlingen

 

 

documentaire zien

 

 

 

 

postzegels

 

LEERACTIVITEITEN

rond

 


BEDREIGDE DIERSOORTEN

 

 

 

illegale praktijken

 

 

 

 

       muziek

 

 

 

 

veearts aan het woord

 

 

 

bezoek aan dierenasiel

 

 

 

zorgen voor honden en katten: hoe doe je dat?

 


    BIJLAGE 2: Vragen staat vrij.  Achteraf wordt er geselecteerd.  Bij wijze van voorbeeld:

 

 

 

Wie heeft er baat bij dat we bedreigde diersoorten redden van de ondergang?

 

 

 

Zijn er films die gaan over bedreigde diersoorten?

Heeft de dinosaurus echt bestaan? Wanneer verdween hij van het aardtoneel?  Is dat erg voor de mens?

 

 

Is ontbossing in het regenwoud de oorzaak van bedreigde diersoorten?

 

Zijn bedreigde diersoorten  geen overroepen probleem in vergelijking met bv. dreiging van terrorisme,  oorlogsdreiging

 

 

Welke diersoorten zijn het meest bedreigd?

 

Hoe groot is de omvang van bedreigde diersoorten?

 

Is het uitsterven van diersoorten geen universeel verschijnsel?

Bedreigt het uitsterven van diersoorten ook fauna en flora?

 

Hoeveel diersoorten zijn de laatste jaren gered van uitsterving?

Hoe is dat gebeurd?

 

Heeft klimaatverandering invloed op het uitsterven van diersoorten?

 

 

 

Leerlingen mogen alleen / in duo /  groepswerk (afhankelijk van het doel) een vraag aanbrengen over:

   BEDREIGDE DIERSOORTEN

Waarmee is het  ÒSave the bonobosÓ –fonds begaan?

 

Heeft het broeikas-effect rechtstreeks invloed op bedreigde diersoorten?

 

Echte bont is weer in. Zijn pelsdieren gered?

In welke mate  is de bonthandel verantwoordelijk voor het uitsterven van pelsdieren? 

Hoeveel diersoorten zijn er uitgestorven de laatste 50 jaar?

 

Is de hedendaagse mens rechtstreeks de oorzaak van bedreigde diersoorten?

Is het uitsterven van diersoorten de schuld van de mens? Welke mens?

 

Hoe kan men het uitsterven van diersoorten verhinderen of afremmen?

Wat is eigenlijk een diersoort?  Hoeveel verschillende dieren bestaan er?  Weet men dat?

Is de aarde bedreigd? Wat is het Kyoto-verdrag?

Waarom is er in Nederland een nieuwe Òpartij voor de dierenÓ ?

Welke diersoorten zijn het meest bedreigd vandaag?

 

Is de mens een bedreigde soort?

Hoe komt het dat de Europese bizon helemaal verdwenen is?

 


Bijlage 3: VOLGKAART VAN  ÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉ.   KLAS: ÉÉ            Datum: ÉÉÉÉÉÉ.

 

De hoeveelste taak doe ik ?

Ga van hoek naar hoek / van tafel naar tafel  in een zelf gekozen volgorde

     Ik ben aan TAAKNUMMER É

Indien gevraagd, noteer de oplossing achter het tafelnummer.

Zet een vinkje   

indien je  de taak afgewerkt hebt.

Ga naar de leerkracht of naar de takencentrale voor de controle. Je krijgt een paraf als de takencentrale tevreden is.

Ik vond deze taak  ECHT LEUK

Zet dan een kruisje.X Anders niets invullen.

1

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

6

 

 

 

 

 

7

 

 

 

 

 

8

 

 

 

 

 

9

 

 

 

 

 

10

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE 4: voorbeeld van activerende verwerking van Frans  in spelvorm (ganzenbord)

 

(© regentaat Frans KHLeuven)
BIJLAGE 5           Creatieve taak:

Bepaal het onderwerp van stemming: ...................................................

Kies een lege zetel in het Europees parlement. Noteer je naam en je zetelnummer in de kolom rechts van onderstaande foto. Alle parlementsleden kunnen op elkaar reageren. Wie begint?

 


BIJLAGE 6: Varieer werkvormen + strategie‘n

van  productgericht naar meer procesgericht onderwijzen en  leren

 

Accent ligt op:

Didactische werkvormen

LKgestuurd        Interactiegericht          LLgestuurd   

 

1. AANBIEDENDE werkvormen

vooral gericht op kennisverwerving of aanbrengen van vaardigheden

DOCEREN in functie van geleid leren /gestuurd leren                

hoorcollege

verbale presentatie

doceren met inbreng van de toehoorders

videoconferencing

 

 (audio)visueel ondersteunde presentatie

 demonstreren

 onderzoekend demonstreren

 

voorlezen         

vertellen

 

2. INTERACTIEVE werkvormen 

vooral gericht op kennisverwerving, persoonsgerichte en/of sociale competenties

               gespreksvormen:

  onderwijsgesprek (vraaggestuurd onderwijzen)

              onderwijsleergesprek (interactief vraaggesprek)

                              interview  (in groep of duo)

 

                      gestuurd kringgesprek / klasgesprek

                               open kringgesprek /klasgesprek

                      brainstormen  (vrije associatie)

                      schrijfronde (stelling op blad becommentari‘en)

                      casestudy (gevalsmethode)

                      alter-ego methode

 

             leergesprek  met moderator

             variant: leertandems

             mindmapping

 

                     discussievormen:

                        stemmen (ja-nee)                       

                         borddiscussie (=zonder woorden)

                       debat & panel

                         forumdiscussie                            

                          groepsdiscussie / probleemoplossend gesprek

                          carrouseldiscussie /driebordendiscussie

                          discussiewandeling / ŽŽn lege stoel - discussie                     

 

                     samenwerkingsvormen:

                          peer-teaching (aan elkaar uitleggen of presenteren)    

                          werken per twee / partnerwerk

                           variant: leerling-teams

                          parallel / complementair  groepswerk

                             (= leerkrachtgestuurd cošperatief leren)

                           deel-geheel methode

                              jigsaw-methode (basis- en expertgroepen)

                                   leerspel met wisselende groepen

probleemgestuurd  groepswerk 

        (= leerlinggestuurd cošperatief leren)

                                probleemgestuurd leren (= actief-constructief)         

 

spelvormen:

simulatiespel en  rollenspel

informatieve spelvormen

                                                   communicatiespel

                                   computerspelen / CD-Rom spelen

                                         traditionele gezelschapsspelen

 

3. INDIVIDUALISERENDE WERKVORMEN

vooral gericht op kennis-verwerving, persoonsgerichte en/of sociale competenties

                                      begeleid zelfstandig leren: taken

 

                                                 zelfstandig leren  aan taken  (zelfontdekkend leren)

 

                                      wetenschappelijk werk (per 2 of  individueel)

                                                                  -illustratief labopracticum

                                                                 - onderzoekend practicum

                                                            - praktijkoefeningen

 

                                                                   hoekenwerk (differentiatie)

 

totaal ge•ndividualiseerd:

zelfstudiepakket

geprogrammeerde instructie

contractwerk

(= in akkoord met lk: zelf op te zoeken

leermateriaal of leersituaties) 

 

LK gestuurd                         Interactiegericht                   LL gestuurd

 

STRATEGIEèN

(= werkvormen in combinatie)

vooral gericht op totaal leren

(kennis, toepassingsleren, integratie in de persoon  en voorbereidend op het latere functioneren in  de samenleving

 

 

MASTERYLEARNING

(beheersingsleren met uitbreidings- en herhalings/ remedi‘ringsgroep)                                          

 

                    PROJECTMETHODE

                    LEERWANDELING

                    LEERUITSTAP

 

                   BUDDY-PROJECT

rond studiewerk, zelfstandigheidsvorming en  het bevorderen

van motivatie bij allochtone leerlingen (ifv hoger onderwijs)

 

                                                                             HUISWERK

- huistaak

- studeertaak

 

                                                 PRAKTIJKLEREN

 

                                               MODULAIR WERKEN

 

                                                   E-LEARNING

 WERKEN IN EEN OPEN LEERCENTRUM/

STUDIELANDSCHAP

leerkrachtgestuurd                                            leerlinggestuurd

 

Methoden / werkvormen gericht op affectieve vorming(sdoelen)

 

 

 

COACHEN/BEGELEIDEN

 

OMGANGSVORMEN met de leerlingen:klassikaal------------------  individueel

respect - empathie - echtheid

helpend gesprek

IDENTIFICATIE

- leren door observeren (zien doen)  en meedoen

- plaatsvervangende bekrachtiging (bv. idool in de klas,  sterartiest zingt voor het goede doel, voetbalheld toont respect voor marginalen)

 

GEDRAGSVERANDERENDE ACTIES VAN DE LEERKRACHT

versterken van  gewenst gedrag  : uitdoven van ongewenst gedrag

straffen - belonen

aanmoediging en bevorderen van succesbeleving

aanbrengen van structuur (bv. studiecontract / leertraject)

feedback geven

 

GROEPSVORMING  inspelen op positieve groepskrachten

 

WAARDENVORMING

procesgericht waarden verhelderen (waarderooster,waardeblad, rangorde bepalen, standpunt innemen, onafgewerkte zinnen vervolledigen)

 

KLASHOUDEN         

- gehoorzamen onder druk

                          - zich verantwoordelijk voelen voor elkaar

                                                                 - zelfdiscipline tonen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ZELF LESSEN ONTWERPEN