Martin BUBER roept op om de creatieve
krachten in elk kind aan te spreken:
" Elke persoon die in deze wereld wordt geboren, vertegenwoordigt
iets nieuws, iets dat nooit eerder bestaan heeft. Het is onze
plicht te weten dat nooit iemand als hij in de wereld is geweest,
want anders was hij niet nodig. Ieder individu is iets nieuws
in deze wereld en er wordt van hem verlangd in deze wereld zijn
bijzondere rol te vervullen."
Niet-ingewijden zeggen vaak dat
creativiteit een kwestie is van talent of genie en dat
je de creatieve gave eigenlijk niet kan aanleren. Inderdaad, creativiteit
bijbrengen in de betekenis van " ik doe het eens voor,
jij doet het na, en als je een klein beetje moeite doet, word
je beloond met creativiteit en met ...punten": dat gaat
eigenlijk niet op, precies omdat echte creativiteit een generator
in jezelf aantreft.
Technieken of vaardigheden ("zo zoek je in een atlas ",
" zo maak je een lus", " zo kom je tot de beproefde
oplossing") zijn inderdaad gemakkelijker om voor een
hele klas te brengen dan het bevorderen van creativiteit. Bovendien
hebben technische oefeningen voor de leerkracht het veilige
voordeel van rechtlijnigheid m.a.w. een snelle en correcte
verbetering. Zonder je hersenen te pijnigen kan je als leerling
in het SO een pak punten wegkapen, en zit je save. "Anders
mag ook, maar als ik het doe zoals de leraar het uitlegt, verdien
ik mijn punten. Als mijn leerkracht beweert dat je die
kennis of techniek nu eenmaal nodig hebt, waarom dan een persoonlijke
oplossing of creatieve manier uitdenken?" Bovendien
speelt mee wat de leerkracht ervan denkt. "Is dit wel
goed, mevrouw?" wordt automatisch omgezet in de vraag:
"Is wat ik denk of doe bij deze opgave, wel goed (genoeg)
in jouw ogen (jij bent de leerkracht)?" Dit zegt niet
alleen iets over de leerling maar nog veel meer over de omgang
van de leerkracht ( of beter: het schoolsysteem) met vrijheid
en creativiteit.
Veel heeft dus te maken met de ruimte voor persoonlijke inbreng
van de leerling, met de positie van creativiteit in het onderwijs.
Iedereen spreekt graag over persoonlijkheidsvorming en ontwikkeling
van creativiteit, maar als puntje bij paaltje komt, doet men toch
maar braaf wat "de juf of de meester zegt". Dat gaat
zeker op in het middelbaar onderwijs, omdat daar "de persoonlijke
ruimte voor de lerende leerling aan vakeisen gekoppeld is".
Als we aan creativiteit willen werken in het onderwijs, dan moeten
we sleutelen zowel aan externe factoren als aan onze manier
waarop wij de leerlingen in hun creativiteitsontplooiing
stap voor stap gestalte helpen geven. 'Stap voor stap'
is natuurlijk een gevaarlijke uitdrukking in creatief onderwijs,
omdat een creatieve mens nu net bokkensprongen moet kunnen maken
bij een uitdaging, een nieuwe vraag of een ongewoon probleem(pje).
'Stap voor stap' heeft in het kader van creatief onderwijs wel
een andere betekenis. Men kan creativiteit niet in één
ruk installeren in de leerling. Wij willen hier beklemtonen
dat creativiteit vormbaar is. Vruchten in crealand pluk je
niet door een ladder tegen de creaboom te smakken, en de vondsten
te plukken.
'Stap voor stap' is in crealand vaak afgedaan als 'onverzoenbaar
met creatieve vondsten'. Toch is de klim in etappes naar creatief
wonderland een uitermate belangrijk middel tot democratisering
van creativiteit in de klas. Het volstaat helemaal niet om de
leerlingen mooie creatieve opgaven voor te schotelen.
In dat proces van geleidelijk creatiever worden plaatsen we de
creatieve momenten die de sleur doorbreken. Met het oog op creatief
onderwijs is het interessant dat leerlingen in kleine groepjes
omgaan met een reeks creatieve injecties of opwarmertjes.
Leerlingen die altijd met elkaar opschieten, kennen mekaar al
door en door, zodat er van elkaar weinig onvoorspelbaars te verwachten
valt. Creatieve instekers of opwarmertjes zijn taken van enkele
minuten die met een minimum aan middelen oplosbaar zijn.
De eerste hefboom in het methodische verhaal rond creativiteit in de klas is de exploratiedrang. Creatieve opgaven moeten voldoende uitnodigen tot het wakkermaken van ons zintuiglijk vermogen: "Kijk wat er staat, word wakker, word gevoelig, gebruik al je zintuigen, voel aan, vul je reservoir met zintuiglijke prikkels. Durf herbevragen wat evident is."
Verbeeldingskracht wordt aangesproken door beroep te doen
op de zelfstandige leerling als deze zich betrokken en echt aangesproken
voelt. Waarom schakelt men in het onderwijs zo gemakkelijk over
op automatische piloot? Laat de leerkracht maar denken en werken.
Nee. Actief denken veronderstelt een hoge mate van persoonlijke
betrokkenheid in de materie.
Creatief denken staat niet echt los van een ander vorm
van denken, nl. het logisch denken. Het creatieve denken heeft
echter meer met intuïtie, inspiratie en heuristieken (hulpschema's)
te maken en minder met convergent denken, algoritmen of strakke
verloopschema's die goed zijn om te leren wat je moet doen in
de juiste volgorde. Een creatief mens maakt veel gebruik van vrij
associatief denken, in deze zin dat hij elementen aan elkaar
koppelt die normaal niet aan elkaar gekoppeld worden. (vb. vakantie
en gevangenis; afvalberg en vrijheid; insect en kerk).
Garanderen de volgende opdrachten
in de les creatief gedrag?
"Plak er een mooi prentje bij". "Los deze rebus
op". "Je mag hier in deze blanco ruimte van je werkblad
een eigen tekening maken". "Kleur het schema dat je
noteerde naar eigen goeddunken in".
Van je stoel opstaan, je blad papier verlaten, om de oplossing
ook eens elders te zoeken dan het handboek ... We moeten ervaren
dat ook andere expressiemogelijkheden wonderen kunnen verrichten:
ruw schetsen, vrij bewegen, gebaren uitdenken, dramatisatie, rollenspel,
iets in elkaar knutselen ... Wie de expressiedrang stimuleert,
wakkert het creativiteitsvuur in de leerlingen zeker aan.
We plaatsen de leerlingen voor
open ontwerptaken. In plaats van terug te vallen op welbeproefde
oplossingswijzen of clichés, kunnen de leerlingen niet
anders dan zich met hart en ziel onderdompelen in de nieuwe
taak. Nieuwe woorden bedenken, een ander symbool ontwerpen, uitvoeringsproblemen
uitzuiveren, een snelle oplossing zoeken, een gelukkige omweg
bedenken, een ruzie binnen de groep aanpakken op een creatieve
manier, een anti-racistische maatregel vinden tegen spieken ...
Kortom, met uiteenlopende creatieve ontwerpen kunnen we het persoonlijk
potentieel ontsluiten en het actieterrein van de leerlingen
verbreden en verdiepen.
Bij open taken zijn niet alle gevonden oplossingen zomaar goed.
Ook bij het ontwerpen in volle vrijheid verwachten we van de leerling
nauwkeurigheid, diepgang en doorzettingsvermogen.
Divergent denken en handelen betekent dat niet één maar meerdere resultaten waardevol zijn. Op de eerste plaats moeten de leerlingen dat zelf ondervinden. De leerling moet er zich in kunnen vinden.
Verscheidenheid en variatie in creativiteitstaken is een must. (Een vrij parcours van vele taken).
Een voornaam kenmerk van creatief bezig zijn is precies dat de uitvoerder zich lekker voelt bij zijn eigen vindproces. Hij/zij moet met plezier uit het eigen arsenaal kunnen putten.
Tot slot zijn er de externe
condities die creativiteit bevorderen of afstraffen. Creativiteit
doet zich eerder voor op plaatsen waar nieuwe ideeën gemakkelijk
worden begrepen en geapprecieerd. Bovendien bevinden creativiteitsgevoelige
lokaties zich op een kruispunt van verschillende culturen, overtuigingen
of levensstijlen.
Om onze creatieve messen te slijpen (sensibiliteit, probleemoplossend
denken, inventief denken, expressiviteit, persoonlijke vrijheid
in de aanpak, tempoverschillen...) hebben leerlingen een trampoline
nodig maar ook een vangnet. In het begin moet het vangnet
zeer groot zijn en laat de trampoline eerder ongevaarlijke sprongen
toe. De leerkracht die voor een stimulerende creativiteitsomgeving
en voor aangepaste taken zorgt, fungeert als trampoline bij het
ontluiken van de creatieve mogelijkheden.
De leerkracht die erin slaagt om leerlingen bij te staan en die
hen "veerkracht" (vleugels) geeft zonder zich op
te dringen, speelt vangnet (= vertrouwen en veiligheid). Natuurlijk
soezen de leerlingen weg als je hen donszachte slaapkussentjes
achter hun rug zet, maar ze kwijnen ook weg wanneer je ze verplicht
om binnen het strak keurslijf van punten, tijdsdruk en afwerkingsnormen
een creatief resultaat op te hoesten.
Stimulerende tussenkomsten en aangepaste infrastructuur
prikkelen de creativiteit van de leerlingen. We geven leerlingen
best niet de volle ruimte als ze deze niet aankunnen. Dergelijke
conditie schept zeer ongunstige voorwaarden om op een constructieve
manier bezig te zijn met creatieve 'opgaven'. Soms kan het volstaan
om in de buurt van een onzekere leerling te blijven en hem/haar
met aandacht te omringen. Soms moet je het beschikbare materiaal
inperken of de leerling aanporren. Voor de leerkracht én
de leerling is het voortdurend grijpen naar het handboek eerder
een rem op de creativiteit. (Waarom moet ik nog zoeken als het
al gedrukt staat in het werkboek?)
Op het structureel vlak (= ook extern) kan er veel hinder optreden bij het verruimen en verdiepen van creatieve mogelijkheden. De onderwijsstructuur moet voldoende persoonlijke ruimte garanderen en appreciëren: aangepast regime, flexibele werktijd, procesgerichte evaluatie,.... Creativiteit is dus niet alleen een zaak van personen maar zeer zeker moeten creatieve probeersels in de schoolstructuur een plaats kunnen krijgen.
Echte creatieve opdrachten of projecten die meer dan een kleine lestijd duren, vergen eigenlijk een langere periode van zoeken en vinden, van vallen en opstaan. Het ultieme moment ontstaat wanneer de leerling (individueel of in groepjes) trampoline en vangnet speelt ... voor zichzelf.
Creativiteitsontwikkeling werkt
als een spiraal: creatieve instekers gaan in de loop van
de maanden heel anders aangepakt worden en zijn als een trampoline
te beschouwen naar een hoger creatief niveau.
Wij streven hier naar creatieve integratie van de individuele
mogelijkheden.